Uit: 2002, USA
Regie: Gus van Sant (Elephant)
Met: Matt Damon, Casey Affleck
Synopsis: Twee jongens rijden in hun auto tot aan de rand van een woestijn
in het westen van de VS. Ze beginnen een wandeling maar nadat ze hun
einddoel hebben opgegeven en terug willen naar de auto beseffen ze dat ze
verdwaald zijn. Hierna begint een zoektocht naar de bewoonde wereld.
In het verleden heeft Gus van Sant ons al getrakteerd op bijzonder mooie, zei het wat sentimentele, juweeltjes als Drugstore Cowboy en My Own Private Idaho. Ook heeft hij zich op mainstream niveau al bewezen met Good Will Hunting en sleepte hij onlangs een Gouden Palm weg voor zijn nieuwe film Elephant. Toch krijgt ook hij het niet kado. Een greep uit de kritieken over Gerry (zie de Filmkrant): “De curieuze film is stijl zonder inhoud; een lege huls” (het Parool), “De pseudo-intelligentsia ziet wellicht van alles in dit avontuur… feit is dat je weinig tot niets te weten komt over de karakters en het daarom niet uitmaakt al roosteren ze weg als een Unox-rookworst” (AD), “Helaas zijn de vragen die Gerry oproept interessanter dan de film zelf” (NRC). Het totale gebrek aan drama in deze film maakt dat veel critici en bezoekers lak zullen hebben aan de mooie beelden van de Amerikaanse woestenij die ons worden voorgeschoteld. Toch mag je dit niet als pure mooifilmerij beschouwen. Er zitten wel degelijk twee karakters in de film die de kijker genoeg lijntjes toewerpen om allerlei associaties mee op te vissen.
De vragen, die interessanter dan de film zouden zijn, die worden opgeroepen
centreren zich rond het raadsel wat die twee zwijgzame jongens daar
überhaupt doen in de woestijn. Nog voor ze verdwalen lopen ze langs het
enige bord in de film:”Wilderness Trail” of stond er “Trial” op? Want,
pseudo-intellectueel als ik ben, dat doet mij weer denken aan de
Arthur-legende. Deze stamt uit een tijd waarin ridders, vaak alleen, de
bossen/ wildernis in trokken om daar hun ‘avontuur’ te beleven. Dat avontuur
bestond vaak uit een, door hogerhand of jonkvrouw opgelegde, beproeving om
één of ander monster of gevaarlijke ridder te verslaan met als ultieme doel
het vinden van de Heilige Graal. Deze queesten zijn natuurlijk voor
tweeërlei uitleg vatbaar. Letterlijk zijn het een fysieke beproevingen. Maar
je kan ze ook zien als een mentale strijd om de geest zuiver te houden
waarbij het bos het mentale landschap verbeeldt.
Gerry heeft wel meer gemeen met die oude legende dan het dolen door een
wildernis. Het enige doel van de expeditie van de twee Gerry’s is het vinden
van ‘The Thing’ dat aan het eind van het pad schijnt te zijn volgens Gerry
(Damon). Wanneer ze dat doel na een tijdje maar opgeven met een luchthartig:
“Fuck the Thing” begint de ellende en zijn ze dieper de wildernis ingedwaald
dan verwacht. De Graal uit de legenden was ook een bijna onbereikbaar object (slechts één ridder is ooit in staat geweest de graal te bemachtigen) en staat voor geestelijke puurheid, onschuld of Zen. Hoe je het maar noemen wilt.
Aan de andere kant is het gegeven dat jonge mannen een beproeving in de
wildernis doorstaan ook wel te koppelen aan het volwassenheidsritueel van de
aboriginals waarbij jonge mannen zich moeten bewijzen tijdens een eenzame
Walkabout in de wildernis. Wat je associatie ook is, het kan
frustreren omdat je aan het eind nog steeds niet waar de film werkelijk over
gaat.
Bij vlagen deed het me ook denken aan de film Don’s Plum (met Tobey Maguire en Leonardo diCaprio, toen nog kleine sterretjes)die binnenkort in de bioscoop uitkomt. Daarin brengen een stuk of zes, zeven vrienden en vriendinnen de nacht ouwehoerend en ruziënd door in een Amerikaanse diner. Door dat je niets van ze weet zijn hun verhalen saai, verrassend, ontroerend, nietszeggend of irritant. Diezelfde landerigheid en trivialiteit die me in Don’s Plum aansprak zit ook in Gerry. Twee vrienden hebben aan een half woord van elkaar genoeg. Ze lachen op rare momenten naar of om elkaar terwijl de toeschouwer erbuiten staat. Ze gebruiken voor allerlei situaties het zelfstandig naamwoord ‘Gerry’: “It was a real Gerry to turn east at that point” en beginnen de meest vreemde verhalen. Zo vertelt Gerry (Affleck) bij het kampvuur dat hij twee weken geleden de slag om Thebe heeft verloren omdat hij te weinig voer had voor zijn paarden. Een zeer vreemde scène die een zekere tijdloosheid uitstraalt naar de karakters in de film.
Zeker, een enkele keer kun je Van Sant beschuldigen van mooifilmerij en
effectbejag. Wanneer hij bijvoorbeeld iets te lang zijn camera langs een
zonovergoten massief laat glijden of een mooi gekadreerd shot van figuren in
een woestijn onhebbelijk lang door laat draaien. Maar dat levert ook wel
weer hele mooie momenten op zoals de close-up van de twee hoofden die ombeurten
synchroon en uit de pas langs elkaar bewegen. Dit brengt me
bij mijn laatste associatie, de film Koyaanisqatsi. Heb ik toevallig zojuist
van LePaulski geleend. Deze experimentele beeldfilm uit 1983 lijkt
tegenwoordig minder revolutionair omdat versnelde beelden van langsrazende
auto’s in een langgerekt lint van achterlichten een standaard visueel trucje
is geworden.
Maar Koyaanisqatsi is veel meer. Ook niet alleen het antiglobalistisch
pamflet avant la lettre waar sommigen het voor houden. Vooral de eerste 20
minuten doen denken aan Gerry. Ze bestaan uit beelden van mistflarden die
over bergmassieven trekken, wolkendekken weerspiegeld in meren, woestijnzand
stuivend over de zandduinen, etc. Het zijn de elementen die
eeuwig op elkaar in werken zonder dat er plek is voor dramatiek. De kosmos
IS. Dramatiek is er door de mensheid bijverzonnen. De plaatjes zijn mooi
zodat ze onze aandacht vasthouden maar het doet er niet toe wat
wij er van vinden. Er is niet zoiets als mooi of lelijk. Uiteindelijk wint
de macht van het getal het van persoonlijke beslommeringen. Dit wordt in het
tweede deel van Koyaanisqatsi mooi verbeeld met de fastforwardbeelden van de
mierenhopen die wij urbanisatie noemen. Ook in Gerry lijken de individuele
beslommeringen van de personages futiel geworden en is de onverschilligheid
der natuur onvermijdelijk.
In Gerry hebben regisseur Gus van Sant en hoofdrolspelers Matt Damon en Casey Affleck gebruik gemaakt van drie opvallende zaken: de films van Bela Tarr, de muziek van Arvo Part en het beeldschone landschap van Death Valley.
Op de aftiteling wordt een aantal mensen bedankt. Tot zover niks vreemds. Eén van hen is de Hongaarse filmer Bela Tarr. En dat is wel bijzonder. Een stug en ondoorgrondelijk oostblokfilmer, waarvan het niet te verwachten viel dat hij tot de aftiteling van een met grote namen getooide Amerikaanse productie zou reiken. Zijn meest beruchte werk is het zevenhalf uur durende zwart-wit epos Satantango (1994), vol met eindeloze vlaktes en zwijgende, voor zich uit starende karakters. Voor de liefhebber, heet zoiets. En op de keper beschouwd zijn dat er niet zo veel.
Zelfs in het door open-minded medewerkers bevolkte Groninger Simplon Filmhuis werd de film door de meesten overgeslagen. Zoveel zitvlees is niet iedereen gegeven en ook nooit aldaar vertoond. Wellicht was er geen 16 MM kopie voorhanden, maar anders zouden de twee Bauer projectoren er wegens oververhitting de brui aan hebben geven (overigens, de recordvertoning stond op naam van de russische verfilming van Oorlog en Vrede, die met een respectabele 6,5 uur ternauwernood tot een goed einde is gebracht).
Voor Gerry staan de toeschouwers ook niet direct in de rij. Het is een filmervaring die maar moeilijk te verkopen is en dat terwijl het idee zo simpel is: Matt Damon en Casey Affleck verdwalen in de woestijn. Verder gebeurt er niet zo heel veel, maar dat geeft des te meer reden en tijd om er eens flink op los te filosoferen. Laat ik zeggen dat je eruit haalt wat je er naar toe brengt. Nuff said. In Gerry komt de minimal music van Arvo Part en de meesterlijke cinematografie van Harris Savide (The Game) samen op een manier die verlichtend werkt. Alsof je iets voor de eerste keer ervaart.
Tsja,
Welke film is nou het vaakst op de Nederlandse TV vertoond? Daar zou eens
een keer onderzoek naar moeten worden ingesteld. Zou het één van de all-time
favourites Gone With The Wind of Ben Hur zijn? Is onwaarschijnlijk vanwege
hun forse speelduur. Misschien is het dan toch Casablanca of Citizen Kane?
Nah, net iets te verfijnd voor de doorsnee filmkijker die z’n portie vermaak
wil. Als het mes mij op de keel wordt gezet zal ik gaan voor Een Vlucht
Regenwulpen. Beetje tobben, beetje bloot, beetje grefo en een ouderwetse
met-en-zonder-snor-dubbelrol door ’s lands favoriete schoonzoon Jeroen
Krabbé. Daar moeten we het maar mee doen.
VW, wat maak jij ervan: